-
1 frost
n. vorst; rijp; koude; iets wat niet slaagt (spreektaal)--------v. met rijp bedekt worden, doodvriezen; glaceren (cake); matteren (glas, metaal)frost1[ frost] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:a late frost • een late vorstperiode————————frost2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 berijpen♦voorbeelden:1 frosted over • berijpt, met ijsbloemen bedektfrosted lamp • matte (gloei)lamp -
2 gazonner
gazonner [gaazonnee]1 gras krijgen ⇒ begroeien, met gras bedekt wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) begroeien, met gras bedekt worden -
3 uitslaan
1 [van zich af slaan] étendre2 [door slaan uitdrijven] faire sortir (par des coups)4 [uitvouwen] déplier5 [uiten] débiter♦voorbeelden:flink de benen uitslaan • bien allonger les jambes2 iemand een tand uitslaan • casser une dent à qn.het stof uitslaan • secouer la poussièreeen stofdoek uitslaan • secouer un chiffoneen deuk uitslaan • redresser une tôle cabosséez'n service uitslaan • manquer son service→ link=vleugel vleugel1 [naar buiten komen] jaillir2 [bedekt worden met vocht] suinter3 [bedekt worden met schimmel] moisir4 [m.b.t. wijzers] dévier♦voorbeelden:de vlammen slaan uit • les flammes jaillissent -
4 film
n. film; speelfilm; vlies, laagje; waas--------v. filmen; verfilmen; zich met een vlies of waas bedekkenfilm1[ film] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:plastic film • dun plastic————————film21 met een waas/vlies bedekt worden2 gefilmd/verfilmd kunnen worden ⇒ een film opleveren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 met een waas/vlies bedekken -
5 обледенеть
met een ijsslag bedekt worden -
6 steam up
steam up1 beslaan ⇒ met condensatie/wasem bedekt worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen beslaan ⇒ met condensatie/wasem bedekken2 〈voornamelijk passief; informeel〉opgewonden/enthousiast maken ⇒ opwinden, ergeren♦voorbeelden: -
7 recouvrir
recouvrir [rəkoevrier]4 omvatten♦voorbeelden:recouvrir un livre • een boek kaftenrecouvrir une maison • een nieuw dak op een huis zettenrecouvrir un oreiller d' une taie • een kussen met een sloop overtrekken♦voorbeelden:2 le ciel s'est recouvert • de hemel is weer bewolkt, betrokkenv2) verbergen3) omvatten -
8 duveter
-
9 emperler
emperler [ãperlee]♦voorbeelden: -
10 étoiler
étoiler [eetwaalee] -
11 dichttrekken
1 [met wolken of mist bedekt worden] se couvrirII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [sluiten door te trekken] fermer (en tirant)♦voorbeelden: -
12 roesten
1 [met roest bedekt worden] rouiller2 [door roesten vast gaan zitten] s'incruster3 [m.b.t. kippen] percher -
13 aankoeken
1 [zich als een koek vastzetten] cake, stick2 [met een koeklaag bedekt worden] be(come) caked/crusted (with)♦voorbeelden: -
14 bevriezen
1 [in vaste toestand overgaan] freeze (up/over) ⇒ become/be frozen (up/over), 〈 wetenschappelijk〉 congeal2 [onder invloed van vorst veranderen] freeze3 [met een dun ijslaagje bedekt worden] frost (up/over) ⇒ become frosted4 [figuurlijk] freeze (up)♦voorbeelden:2 alle leidingen zijn bevroren • all the pipes are/have frozen (up)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in vaste toestand doen overgaan] freeze2 [invriezen] freeze3 [niet meer verhogen] freeze♦voorbeelden:de prijs bevriezen op … • freeze the price at … -
15 dichttrekken
II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
16 roesten
2 [door roesten vast gaan zitten] rust (away)3 [met betrekking tot kippen] roost, perch -
17 uitslaan
2 [door slaan uitdrijven] drive/knock out3 [door slaan verwijderen] beat/strike out4 [zuiveren] shake/beat out6 [pletten] hammer/beat (out)7 [uiten] utter, talk8 [buiten het speelveld slaan] strike/hit out♦voorbeelden:3 het stof uitslaan • beat/shake out the dust1 [naar buiten komen] break/burst out♦voorbeelden:1 een uitslaande brand • a blaze/conflagration -
18 verharschen
verharschen1 verkorsten ⇒ met een korst, roof bedekt worden -
19 verschleiern
verschleiern♦voorbeelden: -
20 voiler
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Liebe — 1. Ade, Lieb , ich kann nicht weine, verlier ich dich, ich weiss noch eine. Auch in der Form: Adieu Lieb, ich kan nit weinen, wilt du nit, ich weiss schon einen. (Chaos, 60.) »Wenn dir dein Liebchen untreu war, musst du dich nur nicht gleich… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Baden [1] — Baden, Großherzogtum (hierzu die Karte »Baden«), der Volkszahl nach der fünfte, dem Flächeninhalt nach der vierte Staat des Deutschen Reiches, im volkreichsten und bestbebauten Teil von Süddeutschland, zwischen 7°31´ und 9°51´ östl. L. sowie… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Arzt — 1. Arzt, hilf dir selber! – Bücking, 216; Zehner, 233; Bremser, 12; Körte, 312; Simrock, 590; Eiselein, 43; Schulze, 232; Pred. Sal., 18, 20; Luc. 4, 23. Behalte diesen Rath für dich! Nimm dich bei deiner Nase! Kehre vor deiner eigenen Thür. Dän … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Fehler — 1. Alte Fehler halten fest. Lat.: Inveterata vitia non facile corriguntur. (Philippi, I, 208.) 2. An fremden Fehlern erkennt man die eigenen. It.: Con l error d altri il proprio si conosce. (Pazzaglia, 109, 4.) 3. Anderer Fehler sind unsere… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Feuer — 1. Bedecktes Feuer glimmt unter der Asche. Frz.: Peu bien couvert, comme dit ma bru, par sa cendre est entretenu. 2. Bedecktes – Feuer, grössre Hitze. – Winckler, XX, 42. 3. Bedecktes Feuer hitzt am meisten. – Winckler, XI, 96. Frz.: Le feu plus… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon